Help mee!


Coördinatoren oefenen

Voor blinde en slechtziende kinderen blijkt het kunnen ‘lezen’ en begrijpen van topografiekaarten bijzonder lastig. Ze kunnen zich er vaak moeilijk een voorstelling van maken. Op dat gebied hebben ze een achterstand ten opzichte van ziende kinderen. In Grave zijn ze in 2021 begonnen met de methode An en Jan, een 3D doe-spel dat ervoor zorgt dat leerlingen gewend raken aan het gebruik van coördinatoren en routes.

Anouk Spee, leerkracht speciaal onderwijs middenbouw in Grave, is met twee van haar leerlingen, Lisa en Mette, in het kleine vertrek naast het klaslokaal gaan zitten. Ze pakt de blokkendoos van de methode An en Jan erbij. Het spel speel je, vanaf groep drie, in principe met één of maximaal twee leerlingen tegelijk. Anouk: ‘Met meer zit je elkaar teveel in de weg en is het moeilijker om je te concentreren.’ Als eerste klikken Lisa en Mette een blauw plastic bord in elkaar. Daarop staan  horizontaal de letters A tot en met J, en verticaal de cijfers 1 tot en met 10. In totaal levert dat honderd vakjes op, met opstaande randjes, zodat de overgangen te voelen zijn. An en Jan kent een aantal verschillende oefeningen, die voor kinderen herkenbaar zijn uit hun alledaagse leven. Vanmiddag gaan ze met An en Jan winkeltje spelen. Daarvoor worden als eerste een aantal zwarte blokjes met reliëfletters uit de doos gehaald. Dit keer de W (winkelingang), de A (appels), de B (brood), de P (Pindakaas) en de K (kassa). De W, een dubbel blokje, komt helemaal links onderaan op het bord (A10/B/10), de kassa in het midden van de andere kant (J5). Appels komen op B5, brood op E8 en pindakaas op E3. Het spel kan beginnen: Lisa moet in de winkel brood en pindakaas halen, Mette krijgt brood en appels als opdracht mee. ‘Dat is een gekke combinatie’, roept ze meteen uit. Juf Anouk lacht, dat vindt zij eigenlijk ook wel. De vriendinnen gaan nu met verbindingsblokjes met reliëf (blokjes met een rechte lijn, met een bocht of met een kruising) hun route op het bord leggen.  Lisa heeft poppetje An om dat te doen, Mette loopt de route met poppetje De Prinses. Ze beginnen bij de ingang, halen hun twee producten op, en gaan dan afrekenen bij de kassa. Ze mogen ook  gebruik maken van elkaars route, zeker als dat de kortste weg is. Tijdens het leggen van de blokjes vraagt Anouk of ze telkens de coördinatoren van elk blokje willen opnoemen. Van de ingang naar het brood klinkt dat dan bijvoorbeeld zo: A10/B10, C10, C9 (met bochtblokje) , C8, D8 (met bochtblokje),  E8. Als ze allebei de route hebben afgelegd én bij de kassa zijn geweest (Mette was dat bijna  vergeten), volgt als afsluiting nogmaals het opnoemen van alle coördinatoren van de route. ‘Door dit veel te herhalen, gaan leerlingen steeds beter de logica van de volgorde van de coördinatoren zien’, legt Anouk uit. Lisa en Mette hebben de winkeloefening moeiteloos tot een goed einde gebracht. ‘Ik vind het gemakkelijk’, zegt Lisa. ‘We hebben het ook al een paar keer eerder gedaan, dus dan weet je steeds beter hoe het moet.’

Lisa en Mette spelen het 'An en Jan' spel

Beide leerlingen kennen ondertussen al een aantal verschillende oefeningen uit de An en Jan- methode, zoals ‘Park’, wat nog even snel uit de doos wordt gehaald. Hier zijn de blokjes blauw en hebben ze reliëf wat bijvoorbeeld een vijver, een bloemenveld en een speeltuin voorstelt. Mette tipt de makers voor een extra variant: ‘Natuur! Met paarden!’ Niet alle leerlingen vinden An en Jan supergemakkelijk, weet Anouk. ‘Lisa en Mette kunnen allebei nog een beetje zien. Voor blinde leerlingen is het spel een stuk moeilijker. Ik zie hen veel meer het bord en de blokjes aanraken en voelen, terwijl deze twee vooral hun ogen gebruiken om de juiste coördinatoren te vinden.’

Het idee voor deze methode is in 2018 ontwikkeld als een reactie op de constatering dat blinde en slechtziende kinderen in groep 5/6 moeite hebben met topografiekaarten en meetkunde. Voor leerlingen voor wie An en Jan op een gegeven moment geen geheimen meer kent, is er ook een opvolger. Anouk: ‘Dat is ‘Waar ben ik?’ Hiermee leren ze de verschillende provinciën kennen. Een provincie is natuurlijk heel wat abstracter dan een park of een winkel, dat vraagt al een ander voorstellingsvermogen van ze.’

Aangezien de methode pas sinds maart in Grave wordt gebruikt, is het nu nog moeilijk te zeggen hoe goed het leerlingen helpt. ‘We gaan er in ieder geval wel mee door’, vertelt Anouk. ‘Door deze  oefeningen krijgen blinde en slechtziende kinderen toch een beter idee van bijvoorbeeld schaal en van plattegronden. Maar zowel An en Jan als Waar ben ik? Zijn oefeningen in 3D. De grote, lastige stap zal toch altijd de overgang naar 2D blijven. We hebben goede hoop dat die stap door deze methode beter te maken is.”

Waardeert u de artikelen uit De Stem? Steun ons met uw bijdrage! Help mee!

Deze website is drempelvrij