Mijn pelgrimstocht
‘’Blind zijn kost veel energie’’ verzuchtte ik vaak als ik weer te moe was om voorgenomen zaken op te pakken. Dat is beslist waar. Doch mijn vermoeidheid werd ook veroorzaakt door een verkalkte aortaklep, zo ontdekten we bij toeval. Met mijn blindheid had ik leren leven. Ik heb een leuke baan, woon zelfstandig en geniet van mijn vrienden. Hartpatiëntzijn was nieuw… Mijn klep moest vervangen worden. Ik voelde me ontredderd, bestolen van al mijn idealen.
Moeizame omzwervingen deden mij belanden in een “goede herberg”. De Vlaamse “waard” (red. de cardioloog) begreep dat een nieuwe klep voor mij meer betekende dan het laten kloppen van mijn hart en was bereid een koeienklep te plaatsen. Die maakt geen geluid, erg belangrijk als je aangewezen bent op je gehoor.
In het ziekenhuis leek iedereen net een cursus ‘’omgaan met mensen met een visusbeperking’’ te hebben gehad! Ik kreeg een eenpersoonskamer. De deur mocht dicht blijven. Afgezonderd van alle prikkels van de gang kon ik mezelf langzaam hervinden. Ja hervinden, want ik was behoorlijk gedesoriënteerd.
Iedereen die mijn kamer betrad zei braaf wie hij was en wat hij kwam doen.
Het verkennen van mijn kamer werd bemoeilijkt door mijn geringe conditie. Het niet kunnen zien versterkte mijn angst. Zo dapper als ik me altijd had gevoeld, zo kwetsbaar voelde ik me nu. Toen ik weer op eigen kracht het toilet kon bereiken, ervoer ik dat als een grootse overwinning.
Mijn hartritme bleef overwegend ontregeld. Daarom heb ik op mijn tocht een extra pauze ingelast in een “herberg”, zorghotel genaamd. De medewerkers daagden mij uit mijn grenzen te verleggen. In het begin werd ik nog gewassen. Daarna gingen we samenwerken. Hoe weldadig kan het voelen als iemand je de shampoo aanreikt, zodat jij je alleen hoeft te concentreren op het wassen van je haar. Langzaam nam mijn conditie en daarmee zelfstandigheid toe.
Mijn geleidehond en ik ontmoetten elkaar hier weer. Zenzel werd behandeld als een ware gast. Voor hem was een speciaal zorgarrangement samengesteld. Vrijwilligers, stagiaires en zelfs medewerkers lieten hem vier maal daags uit. In de uren dat hij niet op pad was begeleidde hij mij voetje voor voetje door de gangen. Geduldig en met zorg paste hij zijn tempo aan mij aan.
Inmiddels ben ik zes weken thuis. Mijn hart is klaar voor de revalidatie. De klim wordt steiler. Achter mij overzie ik een kleurrijk dal. Ik voel me gelijk een pelgrim. Ik ben op pad, alleen, niet eenzaam. Mijn ontmoetingen met passanten zijn waardevol. Ik leer veel, de top is niet langer het ultieme doel… de weg er naar toe leert mij al hoe mooi het leven is.
Uit: De Stem van Grave mei 2013
Meer columns van Monique Meulen
- Mijn geheugen
- 'Het Joodse bruidje' in ons midden
- Corona maakt creatief
- Niet langer monnikenwerk
- Een waardevol gesprek
- Opnieuw vrijheid en onafhankelijkheid
- Wat eten we vandaag?
- Zicht op het onzichtbare
- Partner en mantelzorger
- Meer avontuur zonder verdwalen...het kan!
- Onvoorstelbaar
- De vrijheid aan mijn voeten