Maart 2025 | door John van Enckevort | Foto's: John Smits
Kinderen leren spelenderwijs over de wereld om hen heen. Door te kijken, ruiken, voelen en luisteren bouwen ze een concept op en begrijpen ze wat een trein is, hoe een regenboog ontstaat en wat de regels van de voetbalsport zijn. Voor blinde kinderen – bij slechtziende kinderen speelt het aanzienlijk minder – is het ingewikkelder om zich een goed beeld te vormen van dergelijke begrippen. De Visio-school in Grave besteedt dan ook veel tijd aan conceptvorming, onder andere in zes weken durende themabehandelingen.
Rosemarie van Aken is leerkracht bij Visio Grave, in haar klasje zitten blinde én slechtziende kinderen van 4 tot 7 jaar. Ze legt uit hoe ingewikkeld conceptvorming in de praktijk is. “Laatst gingen we met z’n allen naar de kinderboerderij, waar een koe in de wei stond. Eén blinde kleuter werd bang omdat de koe vlakbij stond te snuiven en te stampen, een ander durfde aan de koe te voelen en heeft nu vooral het idee opgeslagen dat een koe erg warm is. Om te begrijpen wat een koe echt is, moet je dus meer uitleggen.” Een ziend kind zal bijvoorbeeld al snel vragend naar de uiers wijzen, een blind kind zal het bestaan van uiers uit zichzelf niet vermoeden.
Puzzelstukjes
Het duurt dus langer voordat een slechtziend of blind kind alle puzzelstukjes van een concept bij elkaar verzameld heeft. Wat echter niet per se wil zeggen dat deze kinderen qua woordenschat achterblijven. Dat ligt anders, legt Van Aken uit. “Hun woordenkennis kan net zo breed zijn, maar is minder diep. Ze weten dat er wolken in de lucht zijn, maar hebben bijvoorbeeld nog geen relatie gelegd met de regen of sneeuw die eruit kan komen. Of weten niet dat er verschillende soorten wolken zijn.”
Zachte hand
Het gebruik van woorden waarvan het kind niet goed weet wat ze precies betekenen, wordt zweeftaal genoemd. “Vaak kom je erachter door hen te vragen er meer over te vertellen”, legt Van Aken uit. “Zo kun je vergissingen of gaten in de kennis opsporen en ze meteen leren hoe het wel in elkaar steekt. Met zachte hand vanzelfsprekend. Want het is voor een kind soms even slikken als hun voorstelling niet klopt.” Sowieso blijft het ingewikkeld. Elk kind is anders, met een eigen referentiekader. Bovendien is conceptvorming niet alleen iets voor school, ouders helpen hun kinderen er natuurlijk ook mee. Opgeteld is het daardoor moeilijk te bepalen wat kinderen al weten, en wat nog niet.
Steigeren
Vaak komt Van Aken daar zomaar achter. Onlangs was een meisje in haar klas met een speelgoedpaardje aan het spelen. Dat liet ze op de achterste benen lopen, waarop Van Aken haar vroeg of het paardje soms aan het steigeren was. Nee hoor, was het antwoord, ze loopt gewoon. “Dat verraste me, blijkbaar was haar nooit verteld dat paarden zich op vier benen voortbewegen.” Een ander bekend voorbeeld is het idee dat vogels op hun bips op een tak zitten, omdat mensen nu eenmaal zo zitten.
Paella
Conceptvorming werkt het beste door langere tijd hetzelfde thema te behandelen, is Van Akens ervaring. “In de klas stellen we zes weken lang één thema centraal. Via zo’n kapstok kun je veel verschillende aspecten laten langskomen, zodat er diepere kennis ontstaat. Bij het thema ‘Spanje’ kun je het bijvoorbeeld hebben over Spaanse woordjes, over flamenco en paella, maar ook over hoe warm het er is en hoe dat komt.” Thema’s variëren van bakkerij tot water, en van techniek tot huis. Waar mogelijk begint haar klas een thema met een uitstapje, om er dan op school verder op door te gaan.
Wc-pot
Daarvoor staat momenteel een opengewerkt poppenhuis in de klas, om het thema ‘huis’ verder uit te leggen. Van Aken: “Elk kind kent het eigen huis meestal wel goed. Maar als je zelf niet in een flat woont, heb je geen idee wat een lift is. En omschrijf sowieso maar eens goed wat een plafond is.” Tijdens dit thema kwam ook de riolering ter sprake, waarbij Van Aken de hulp inriep van een doormidden gesneden wc-pot. Zo konden de kinderen voelen hoe het water vanuit de stortbak door de wc-pot naar de leidingen spoelde. “Als het kan, maak je het concreet. Dan beklijft het beter.” Tijdens het gesprek glimlacht Van Aken regelmatig. “Op deze leeftijd zijn kinderen nog zo heerlijk onbevangen en geïnteresseerd. Dat maakt het, ondanks dat ik heus wel eens treur omdat we aan zoveel belangrijks niet eens toekomen, superleuk om er samen met mijn klasje mee bezig te zijn.”
Taalprogramma Ratjetoe
De Radboud Universiteit heeft in samenwerking met Expertisecentrum Nederlands en Koninklijke Visio het taalprogramma Ratjetoe samengesteld. Het is bedoeld als hulpmiddel voor ouders met jonge kinderen met een visuele beperking. In 173 pagina’s krijgen zij uitleg en oefeningen waarmee ze de taalontwikkeling van hun kind kunnen stimuleren en verbeteren. Hierbij komt ook het taalgebruik van de ouders zelf ter sprake. Zo zorgt het aanspreken met de voornaam – wat ouders vaak doen, zeker als ze meer kinderen hebben - dat deze kinderen daardoor een slechter begrip hebben van de voornaamwoorden ‘jij’ en ‘ik’. Gouden tip: vervang ‘Wil Sandra buiten spelen?’ door ‘Sandra, heb jij zin om buiten te spelen?’ Ratjetoe is via deze link gratis te raadplegen: https://expertisecentrumnederlands.nl/uploads/Ratjetoe_2024_Webversie.pdf
Werkt uw organisatie voor blinde en slechtziende mensen? Dan kunt u bij ons een subsidie aanvragen.
Wilt u ons werk ondersteunen? Kijk hier op welke verschillende manieren dan kan.
Katholieke Stichting voor Blinden en Slechtzienden
Postbus 50, 5360 AB Grave
T 06 51 63 69 27
info@ksbs.nl